Het schrijfproces is afhankelijk van wat voor boek je voor ogen hebt. Een autobiografisch boek zal een ander schrijfproces doormaken dan een zelfhulpboek, een roman, essay, novelle of een verzameling korte verhalen. Een roman bevat vaak meer dan 130 pagina’s, een novelle tussen 50 en 100, een essay 30 tot 50 pagina’s en korte verhalen kunnen variëren van 2 tot 30 pagina’s. Er bestaat een vuistregel die aangeeft dat er ongeveer 300 woorden op een A4 gaan. De ‘geleerden’ zijn het niet altijd met elkaar eens welk etiket je op een bepaald boek moet plakken. Eerlijk gezegd is dat ook niet echt belangrijk.
Tip 1: Omvang
Maak je geen zorgen over het aantal te vullen pagina’s. Gebruik net zoveel woorden en pagina’s als nodig zijn om er een goed verhaal van te maken. Er is maar een persoon die de omvang van het boek bepaalt en dat ben jij. Ben je van plan om een autobiografie te schrijven, dan zal de omvang van je boek worden bepaald door de periode die je wilt beschrijven. Mogelijk dat je meer pagina’s nodig zult hebben voor een periode van 60 jaar dan een specifieke belevenis op een bepaalde dag of in een bepaald jaar. Ben je van plan om een roman te schrijven, dan zal de omvang niet alleen afhangen van de verhaallijn maar ook van het aantal woorden dat je nodig hebt om de karakters van de hoofdpersonen uit te werken.
Tip 2: Taalgebruik
Gebruik bij voorkeur hedendaagse taal en houd het vooral eenvoudig. Gebruik geen moeilijke woorden die het leesproces kunnen verstoren. Je wilt voorkomen dat de lezer steeds moet opzoeken wat een bepaald woord betekent. Ontkom je er niet aan om een moeilijk woord of een vakterm te gebruiken, verklaar dit woord dan als voetnoot of in een omschrijving. In mijn eigen boeken maak ik graag gebruik van spreektaal omdat dit natuurlijk klinkt als je het hardop leest. Spreektaal gebruiken wil niet zeggen dat je geen rekening houdt met spelling en/of grammatica. (Ik schrijf alleen geen ‘zeuven’ als ik ‘zeven’ bedoel, tenzij ik mijn karakter bekakt wil laten praten.)
Tip 3: Leesgemak
Wat lezen prettig of lastig maakt wordt bepaald door de leesbaarheid van de aangeboden teksten. Er is bijna niets leukers dan dat iemand tegen je zegt:’Ik heb het in één ruk uitgelezen. Het was zo lekker vlot geschreven!’ Dus, wat maakt een boek ‘lekker vlot’?
A. Een beeldende woordkeuze. De lezer moet zich een goed beeld kunnen vormen van wat je beschrijft.
B. Het gekozen lettertype, de grootte en de kleur daarvan. Lettertypes roepen een bepaald gevoel op bij lezers. Maak zoveel mogelijk gebruik van ‘moderne’ fonts (lettertypes) zoals het hier gebruikte Calibri-font. Fonts als ‘Times New Roman’ en ‘Courier’ zijn bijvoorbeeld al behoorlijk gedateerd.
C. Maak het lettertype groter dan 9 punts. Ik heb hier 12 punts gebuikt.
D. Maak je zinnen niet veel langer dan 17/20 woorden. Als je er niet aan ontkomt om langere zinnen te maken, maak dan goed gebruik van de beschikbare leestekens.
E. Voorkom leestekenvervuiling door het gebruik van de dubbele komma bij het begin en einde van een citaat. “Ik zei toch dat ik dat niet wil”, kan ook met enkele aanhalingstekens worden geschreven en oogt rustiger: ‘Ik zei toch dat ik dat niet wil’. Leestekens zijn een instrument om lezers te elpen een samengestelde zin beter te begrijpen. Het gebruik voorkomt dat lezers een bepaalde passage nog eens moeten lezen omdat de zin ‘niet lekker loopt’.
F. Alinea’s zorgen ook voor leesgemak. Een alinea is een groep zinnen die hetzelfde onderwerp behandelt. Alinea’s over verschillende onderwerpen worden gescheiden door een witregel.
G. Het gebruik van hoofdstukken wordt meestal toegepast om een verhaal vanuit een ander standpunt te beschrijven. Dat kan zijn dat je een ander karakter aan het woord laat of dat je een andere situatie wil belichten dan in het vorige hoofdstuk. De ene schrijver geeft de hoofdstukken alleen maar een nummer mee, waar een ander er de voorkeur aan geeft een hoofdstuktitel te gebruiken; om nieuwsgierigheid op te wekken. Ook kranten maken gebruik van dit principe. Via grote en vetgedrukte koppen trekken ze de aandacht en motiveren daarmee de lezer om verder te lezen. Duik maar eens even in uw boekenkast en bestudeer hoe de verschillende schrijvers de leesbaarheid van hun boek beïnvloeden.
Tip3: Schrijven is schrappen
Er zijn schrijvers die zich soms teveel in details verliezen met als gevolg dat lezers afhaken. Je zult dit laatste willen voorkomen. Ik wil hier niet zeggen dat details niet belangrijk kunnen zijn, maar als ze de boventoon gaan voeren in beschrijvingen dan is dat ook niet goed. Schrijven is schrappen en ik raad je aan om alle teksten die je schrijft regelmatig te controleren op woorden en/of zinnen die kunnen worden weggelaten. Let daarbij in het bijzonder op bepaalde bijvoeglijke naamwoorden die kunnen worden weggestreept zonder dat de tekst geweld wordt aangedaan of dat deze wezenlijk verandert.
Oefening:
Kijk naar de inhoudsopgave die je eerder maakte, kies een willekeurig hoofdstuk uit en werkt dit uit. Let daarbij (nog) niet op de spelling en grammatica. Dat komt later aan bod. Laat de hier gegeven tips op je tekst los en laat het resultaat aan één of meerdere vertrouwelingen lezen. Luister naar hun mening, sta open voor kritiek, herschrijf de tekst en vraag daarna nog een keer om terugkoppeling.
Ik ben nieuwsgierig naar je ervaringen!
Lees ook:
Deel 1 Hoe te beginnen
Deel 2 Het schrijfproces